Tegenwoordig of onvoltooid deelwoord van een Nederlands werkwoord
Met deze vorm van een werkwoord geef je aan dat iets nu gebeurt of zich nu in een bepaalde toestand is. Je gebruikt het tegenwoordig deelwoord alleen in zinnen die in de onvoltooid tegenwoordige of onvoltooid verleden tijd staan. Daarom noem je het ’tegenwoordig’ (of: onvoltooid) deelwoord; als de handeling al afgelopen is of de toestand niet meer bestaat, gebruik je het voltooid deelwoord (of: verleden deelwoord).
Lees verder »Tegenwoordig of onvoltooid deelwoord van een Nederlands werkwoord