Ga naar de inhoud

Wat is een wederkerend werkwoord?

Sommige werkwoorden, zoals vergissen en schamen, krijgen er bij het vervoegen altijd een extra woord bij. Dat woord verwijst terug naar de persoon die eerder genoemd is, meestal het onderwerp van de zin.

Een aantal voorbeelden:

  • schamen – Zij schaamt zich diep
  • vergissen – Jullie hebben je vergist
  • verspreken – Ik verspreek mij
  • misdragen – Wij misdroegen ons

Dit zijn voorbeelden van wederkerende werkwoorden. Het extra woord dat hier verplicht bij hoort (zich, je, mij en ons in de voorbeelden) heet een wederkerend voornaamwoord.

Bij de bovenstaande werkwoorden moet het wederkerend voornaamwoord er altijd bij, zinnen met bijvoorbeeld “ik vergis” zijn geen goed Nederlands.

Wederkerend voornaamwoord niet altijd verplicht

Bij andere werkwoorden gebruik je soms wel en soms niet een wederkerend voornaamwoord. Dat hangt af van waar de “actie” uit het werkwoord op is gericht:

  • Piet was zich onder de douche. – het onderwerp van de zin (Piet) wordt gewassen: wederkerend.
  • Piet wast de ramen van het huis. – het lijdend voorwerp van de zin (de ramen van het huis) worden gewassen: niet wederkerend.

Je wederkerende werkwoorden altijd goed vervoegen?

Onze unieke app kent alle wederkerende werkwoorden. En laat je alle vervoegingen zien, met het juiste wederkerende voornaamwoord. Verbeter je begrip van de Nederlandse taal en voorkom spelfouten: zet deze gratis app vandaag nog op je smartphone.

Top